Wijzen

Uit Zaakwoordenboek der Lage Landen

Werkwoord

Onbepaalde wijs Gebiedende wijs Aanvoegende wijs
Enkelvoud Meervoud
wijzen wijs wijst wijze
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijd Verleden tijd
ik wijs ik wees
jij wijst
wijs jij? jij?
jij wees
u wijst
wijst u? u?
u wees
hij / zij / het wijst hij / zij / het wees
wij wijzen wij wezen
jullie wijzen jullie wezen
zij wijzen zij wezen
Voltooid deelwoord Tegenwoordig deelwoord
gewezen wijzend

Betekenis

  1. Het in een richting duiden met de (wijs)vinger, hand of arm.[1]

Bron, aantekening en/of verwijzing

  1. WikiWoordenboek, Wijzen.





Wijze

Gemeenslachtig zelfstandig Naamwoord

Naamval Enkelvoud Enkelvoud Meervoud
Eerste
de wijze
de wijzen
Tweede des wijzes der wijze der wijzen
Derde den wijze der wijze den wijzen
Vierde den wijze de wijze de wijzen

Betekenis


Verstand (gemeenslachtig):

1. Iemand die wijs is.

Daad (vrouwelijk):

2. Vorm waarin een handeling wordt verricht, iets gebeurt of bestaat.[1]

Overig:

3. Aanvoegende wijs van werkwoord wijzen.
4. Verbogen stellende trap van bijvoeglijk naamwoord wijs.

Evenwoord


Betekenis 1:

Betekenis 2:

Tegenwoord


Betekenis 1: