Bodem
Mannelijk zelfstandig naamwoord
Naamval | Enkelvoud ♂ | Meervoud |
---|---|---|
Eerste | de bodem | de bodems |
Tweede | des bodems | der bodems |
Derde | den bodem | den bodems |
Vierde | den bodem | de bodems |
Betekenis
- Het diepste, het onderste (van iets), den grond (ook in overdrachtelijke zin).[1]
Scheepvaart:
- Laagste gedeelte der romp eens schips, of verwijzing naar het gehele schip.[1]
Bron, aantekening en/of verwijzing
- ↑ 1,0 1,1 Woordenboek der Nederlandsche Taal, Bodem.