Grasmaand
Vrouwelijk zelfstandig naamwoord
Naamval | Enkelvoud ♀ | Meervoud |
---|---|---|
Eerste | de grasmaand | de grasmaanden |
Tweede | der grasmaand | der grasmaanden |
Derde | der grasmaand | den grasmaanden |
Vierde | de grasmaand | de grasmaanden |
Woordherkomst
grasmaent (Middelnederlands)[1] |
Betekenis
- Des jaars vierde maand.
Evenwoord
Maandoverzicht
louwmaand Latijn: januari |
sprokkelmaand Latijn: februari |
lentemaand Latijn: maart |
grasmaand Latijn: april |
bloeimaand Latijn: mei |
zomermaand Latijn: juni |
hooimaand Latijn: juli |
oogstmaand Latijn: augustus |
herfstmaand Latijn: september |
wijnmaand Latijn: oktober |
slachtmaand Latijn: november |
wintermaand Latijn: december |
Voor meer inlichtingen zie de Maandnamen Woordenlijst.
Bron, aantekening en/of verwijzing