Ouder

Uit Zaakwoordenboek der Lage Landen

Gemeenslachtig zelfstandig Naamwoord

Naamval Enkelvoud Enkelvoud Meervoud
Eerste
de ouder
de ouders
Tweede des ouders der ouder der ouders
Derde den ouder der ouder den ouders
Vierde den ouder de ouder de ouders

Betekenis


Eigenlijk:

1. Eens kinds moeder of vader.[1]

Overig:

2. Vergrotende trap van bijvoeglijk naamwoord oud.

Afleiding


De Afstammelingen


Trap Gemeenslachtig Vrouwelijk Mannelijk Knie
I n.v.t. wapendraagster wapendrager
1
II ouder♂♀ moeder vader
2
III grootouder♂♀ grootmoeder grootvader
3
IV overgrootouder♂♀ overgrootmoeder overgrootvader
4
V betovergrootouder♂♀ betovergrootmoeder betovergrootvader
5
VI oudouder♂♀ oudmoeder oudvader
6 t/m 9
VII stamouder♂♀ stammoeder stamvader
10 t/m 17
VIII edelouder♂♀ edelmoeder edelvader
18 t/m 33
IX voorouder♂♀ voormoeder voorvader
34 t/m 65
X aartsouder♂♀ aartsmoeder aartsvader
66 t/m 129
XI opperouder♂♀ oppermoeder oppervader
130 t/m 257
XII hoogouder♂♀ hoogmoeder hoogvader
258 t/m 513

Aantekening: dit is niet de volledige indeling van kniebenamingen der Nederlandse Genealogische Vereniging en Histories.

Bron, aantekening en/of verwijzing