Zwaardwalvis

Uit Zaakwoordenboek der Lage Landen
Zwaardwalvissen.

Mannelijk zelfstandig naamwoord

Naamval Enkelvoud Meervoud
Eerste de zwaardwalvis de zwaardwalvissen
Tweede des zwaardwalvisses der zwaardwalvissen
Derde den zwaardwalvisse den zwaardwalvissen
Vierde den zwaardwalvis de zwaardwalvissen

Woordopbouw

zwaardwalvis

Betekenis


  1. Een zeezoogdier verwant aan dolfijnen en bruinvissen.[1]

Evenwoord


Omschrijving


De zwaardwalvis (Orcinus orca) is een tandwalvis die behoort tot de maagschap der wereldzeematige dolfijnen, waarvan hij het grootste lid is. Hij is herkenbaar aan zijn zwart-wit gestreepte lichaam. Als wereldse soort komen zwaardwalvissen voor in alle wereldzeeën der aarde, in verschillende zeematige leefomgevingen, van de Noordelijke IJszee en de Zuidernaaf tot keerkringlijke zeeën; alleen in de Oostzee en de Zwarte Zee en in sommige delen der Noordelijke IJszee zijn zij niet te vinden.
Zwaardwalvissen hebben afwisselende voedingsgewoonten, hoewel afzonderlijke bevolkingen zich vaak richten op bepaalde soorten prooi. Sommige voeden zich uitsluitend met vis, terwijl andere jagen op zeezoogdieren zoals zeehonden en andere dolfijnsoorten. Het is bekend dat zij baleinwalviskalveren aanvallen en zelfs volwassen walvissen. Zwaardwalvissen zijn kroonroofdieren, omdat zij geen aardse vijanden hebben. Zij zijn heel maatschappelijk; sommige bevolkingen bestaan uit heel standvastige vrouwlijnvormige maagschapsgroepen (peulen, Engels: pods) die de meest standvastige aller diersoorten zijn. Hun verfijnde jachtvaardigheden en stemmelijke gedragingen, die vaak toegespitst zijn voor een bepaalde groep en van aver te aver worden doorgegeven, zijn beschreven als verschijningen van dierenbeschaving.[3]

☆ Uitgelicht
Deze bladzijde is uitgelicht. Klik hier om alle uitgelichte bladzijden te bekijken.