Raam
Deze bladzijde is een werk in uitvoering.
Onzijdig zelfstandig naamwoord
Naamval | Enkelvoud ☉ | Meervoud |
---|---|---|
Eerste | het raam | de ramen |
Tweede | des raams | der ramen |
Derde | den rame | den ramen |
Vierde | het raam | de ramen |
Betekenis
Eigenlijk:
- 1. Met glas (of andere stof) voorziene opening in een wand eens gebouws; bij uitbreiding ook van andere zaken zoals wagens.
- 2. Houten of ijzeren omlijsting ener vensterruit.[1]
- 3. Een rechthoekig bouwsel rond ene afbeelding.[2]
Overdrachtelijk:
- 4. Gezichtspunt-aanduiding.
- 5. Een bepaalde tijdspanne.
Overig:
Afleiding
Bron, aantekening en/of verwijzing
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche Taal, raam (I).
- ↑ WikiWoordenboek, raam.
Raam
Mannelijk zelfstandig naamwoord
Naamval | Enkelvoud ♂ | Meervoud |
---|---|---|
Eerste | de raam | de ramen |
Tweede | des raams | der ramen |
Derde | den rame | den ramen |
Vierde | den raam | de ramen |
Betekenis
Bron, aantekening en/of verwijzing
- ↑ 1,0 1,1 1,2 Woordenboek der Nederlandsche Taal,, raam (II).