Maker
Uiterlijk
Mannelijk zelfstandig naamwoord
Naamval | Enkelvoud | Meervoud |
---|---|---|
Eerste | de maker | de makers |
Tweede | des makers | der makers |
Derde | den maker | den makers |
Vierde | den maker | de makers |
Woordopbouw
maken • -er |
Betekenis
- Een man die iets maakt of gemaakt heeft.[1]
Tegenwoord
Vertaling
Bron, aantekening en/of verwijzing