Onbepaalde wijs

Uit Zaakwoordenboek der Lage Landen

Mannelijk naamwoordgroep

Naamval Enkelvoud Meervoud
Eerste de onbepaalde wijs de onbepaalde wijzen
Tweede des onbepaalden wijzes der onbepaalde wijzen
Derde den onbepaalden wijze den onbepaalden wijzen
Vierde den onbepaalden wijs de onbepaalde wijzen

Betekenis

Spraakkunst:

  1. De onverbogen werkwoordsvorm die naar persoon en getal niet is vervoegd.[1]

Evenwoord