Naar inhoud springen

Zwachtelspier

Uit Zaakwoordenboek der Lage Landen
De zwachtelspier.

Vrouwelijk zelfstandig naamwoord

Naamval Enkelvoud Meervoud
Eerste de zwachtelspier de zwachtelspieren
Tweede der zwachtelspier der zwachtelspieren
Derde der zwachtelspier den zwachtelspieren
Vierde de zwachtelspier de zwachtelspieren

Woordopbouw

zwachtelspier

Ruinschrift [?]

ᛋᚹᚨᚷᛏᚳᛚᛋᛈᛖᚱ

Betekenis


  1. Een beenspier (musculus tensor fasciae latae) die goed zichtbaar is bij balletdansers en -danseressen.[1]

Vertaling


Omschrijving


De zwachtelspier (musculus tensor fasciae latae) is ene kleine, platte spier aan der zijde des bovenbeens, tussen heup en dij. Zij begint bij den voorsten bovenrande des bekkens en hecht middels de brede peesplaat aan den scheenbene. De spier spant de peesplaat aan, ondersteunt de kniestandvastigheid en helpt bij het zijwaarts heffen, buigen en naar binnen draaien der heup. Zij wordt door de bovenste bilzenuw aangestuurd en is belangrijk bij lopen, rennen en het standvastig houden des bekkens.

☆ Uitgelicht
Deze bladzijde is uitgelicht. Klik hier om alle uitgelichte bladzijden te bekijken.

Bron, aantekening en/of verwijzing