Zedenleer
Vrouwelijk zelfstandig naamwoord
Naamval | Enkelvoud ♀ | Meervoud |
---|---|---|
Eerste | de zedenleer | de zedenleren |
Tweede | der zedenleer | der zedenleren |
Derde | der zedenleer | den zedenleren |
Vierde | de zedenleer | de zedenleren |
Betekenis
- Een werkdadige wijsbegeerte die zich bezighoudt met wat zedelijk goed en kwaad is.[1][2]
- Het geheel van waarden die door een enkeling of groep dient te worden nageleefd.[1]
Evenwoord
Bron, aantekening en/of verwijzing
- ↑ 1,0 1,1 WikiWoordenboek, Ethiek.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche Taal, Zedenleer.
- ↑ Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2010), Etymologiebank, op https://etymologiebank.nl/, Ethiek.