Minachting
Vrouwelijk zelfstandig naamwoord
Naamval | Enkelvoud ♀ | Meervoud |
---|---|---|
Eerste | de minachting | n.v.t. |
Tweede | der minachting | n.v.t. |
Derde | der minachting | n.v.t. |
Vierde | de minachting | n.v.t. |
Betekenis
- Het minderwaardig vinden der daad van iemand of iets, insluitend het gevoel of stemming die hieruit voortkomt; het geen gunstige mening hebben over.[1][2]
Vertaling
Tegenwoord
Bron, aantekening en/of verwijzing
- ↑ WikiWoordenboek, Minachting.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche Taal, Minachting.
- ↑ Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2010), Etymologiebank, op https://etymologiebank.nl/, Dédain.