Minachting

Uit Zaakwoordenboek der Lage Landen

Vrouwelijk zelfstandig naamwoord

Naamval Enkelvoud Meervoud
Eerste de minachting n.v.t.
Tweede der minachting n.v.t.
Derde der minachting n.v.t.
Vierde de minachting n.v.t.

Betekenis

  1. Het minderwaardig vinden der daad van iemand of iets, insluitend het gevoel of stemming die hieruit voortkomt; het geen gunstige mening hebben over.[1][2]

Vertaling

  1. Dédain (Frans).[3]

Tegenwoord

  1. Achting.
  2. Grootachting.