Kat

Uit Zaakwoordenboek der Lage Landen
De huiskat, Felis catus.
Verschillende soorten Felidae.

Gemeenslachtig zelfstandig Naamwoord

Naamval Enkelvoud Enkelvoud Meervoud
Eerste
de kat
de katten
Tweede des kats der kat der katten
Derde den katte der kat den katten
Vierde den kat de kat de katten

Woordherkomst

catta / cattus (Latijn)[1]

Betekenis

Levensleer:

  1. Verkorte benaming voor de huiskat, Felis catus.[2]
  2. Algemene naam voor alle vleesetende dieren in de familia van Felidae (katachtigen), waar ook leeuwen, lynxen, en dergelijken onder vallen.[3]

Scheepsvaart:

  1. Benaming voor een (licht) werpanker dat wordt bevestigd aan de armen eens zwaars ankers om het schip op zijn plaats te houden.[4]

Overdrachtelijk, smadelijk:

  1. Een valse, snibbige of vinnige vrouw of meisje.[4]