Grond

Uit Zaakwoordenboek der Lage Landen

Mannelijk zelfstandig naamwoord

Naamval Enkelvoud Meervoud
Eerste de grond de gronden
Tweede des gronds der gronden
Derde den gronde den gronden
Vierde den grond de gronden

Betekenis

  1. Het bovenste deel der aardschors, evenals den naam der stof (of aller stoffen) waaruit deze bestaat.[1]
  2. De reden of grondslag van gedrag, houding, standpunt of drijfveer.[2]
  3. Het diepste wezen van iets of iemand.[2]

Overig:

  1. Gebiedende wijs en eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van werkwoord gronden.

Bron, aantekening en/of verwijzing