Dag

Uit Zaakwoordenboek der Lage Landen

Mannelijk zelfstandig naamwoord

Naamval Enkelvoud Meervoud
Eerste de dag de dagen
Tweede des daags der dagen
Derde den dage den dagen
Vierde den dag de dagen

Betekenis


  1. Een tijdspanne van vierentwintig uren, beginnende en eindigende te middernacht.

Zie ook