Afloop
Mannelijk zelfstandig naamwoord
Naamval | Enkelvoud ♂ | Meervoud |
---|---|---|
Eerste | de afloop | de aflopen |
Tweede | des afloops | der aflopen |
Derde | den aflope | den aflopen |
Vierde | den afloop | de aflopen |
Betekenis
- (Ongrijpbaar, zonder meervoud): de daad van aflopen; einde; uitkomst; ontknoping; beëindiging.[1]
- (Grijpbaar, met meervoud): Een stoffelijk voorwerp, inrichting om water te laten aflopen zoals bijvoorbeeld het afvoerroer onder een wastafel.[2]
Bron, aantekening en/of verwijzing
- ↑ WikiWoordenboek, Afloop.
- ↑ WNT, Afloop.