Aanvallend
(Doorverwezen vanaf Aanvallendst)
Bijvoeglijk naamwoord
stellende trap | aanvallend |
---|---|
verbogen stellende trap | aanvallende |
s-vorm | aanvallends |
vergrotende trap | aanvallender |
verbogen vergrotende trap | aanvallendere |
overtreffende trap | aanvallendst |
verbogen overtreffende trap | aanvallendste |
Betekenis
- Gericht op de aanval; doordrijvend om een overwinning of uitkomst te behalen.[1]
- Geneigd tot ruzie, strijd.[1]
Scheikunde:
- Andere stoffen of weefselen aantastend.[1]
Geneeskunde:
- Snel verspreidend, vlug groeiend; kwaadaardig.[1]
Evenwoord
Bron, aantekening en/of verwijzing
- ↑ 1,0 1,1 1,2 1,3 WikiWoordenboek, Agressief.
- ↑ Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2010), Etymologiebank, op https://etymologiebank.nl/, Agressief.
Aanvallend
Bijwoord |
---|
aanvallend |
Betekenis
- Een wijze waarbij men zelf de vijand aanvalt, zelf de vijandelijkheden begint.[1]
Tegenwoord
Bron, aantekening en/of verwijzing
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche Taal, Aanvallend.
Aanvallen
Onbepaalde wijs | Gebiedende wijs | Aanvoegende wijs | |
---|---|---|---|
aanvallen | val aan | valle aan | aanvalle (bijzin) |
Tegenwoordige tijd | Tegenwoordige tijd bijzinvolgorde | Verleden tijd | Verleden tijd bijzinvolgorde | ||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
ik | val aan | dat ik | aanval | ik | viel aan | dat ik | aanviel |
jij | valt aan val jij aan? |
dat jij | aanvalt | jij | viel aan | dat jij | aanviel |
u | valt aan valt u aan? |
dat u | aanvalt | u | viel aan | dat u | aanviel |
hij/zij/het | valt aan | dat hij/zij/het | aanvalt | hij/zij/het | viel aan | dat hij/zij/het | aanviel |
wij | vallen aan | dat wij | aanvallen | wij | vielen aan | dat wij | aanvielen |
jullie | vallen aan | dat jullie | aanvallen | jullie | vielen aan | dat jullie/u | aanvielen |
zij | vallen aan | dat zij | aanvallen | zij | vielen aan | dat zij | aanvielen |
Voltooid deelwoord | Tegenwoordig deelwoord |
---|---|
aangevallen | aanvallend |
Betekenis
Eigenlijk:
- De aanstichting des gevechts.
- Streng oordelen.
- Met kracht aanvatten.
Overig:
- Meervoud van zelfstandig naamwoord aanval.